Menu

Van München tot Barcelona, een andere kijk op spierblessures

Spierblessures zijn de meest voorkomende sportblessures. Ze ontstaan vaak tijdens explosieve bewegingen zoals sprinten, springen of plotseling afremmen. Vooral de spieren van het bovenbeen zijn kwetsbaar, met name de hamstrings aan de achterzijde en de quadriceps aan de voorzijde – waaronder de rectus femoris.

Spierblessures kunnen variëren van milde spierverrekkingen tot volledige rupturen. Hoewel spierweefsel over het algemeen een goed herstellend vermogen heeft, blijkt het herstelproces in sommige gevallen zelden eenvoudig. Het herkennen, interpreteren en begeleiden van spierblessures lijkt op het eerste gezicht een routinematig proces. Toch schuilt er onder het oppervlak een diepere complexiteit. Deze verschillen zijn allesbehalve puur academisch en hebben een grote invloed op een veilige en effectieve revalidatie en het verkleinen van het risico op toekomstig letsel.

Afspraak maken
Spierblessure Fysio Fitaal

Locatie maakt verschil

Een spier is niet simpelweg een blok van spiervezels. Binnen het spierweefsel bevindt zich een netwerk van bindweefselstructuren – zoals het endomysium, perimysium, epimysium en de centrale pees (aponeurose) – die samen zorgen voor de overdracht van kracht. Dit bindweefsel rondom de daadwerkelijke spiervezels functioneert als een inwendig skelet van de spier en vormt een geleidelijke overgang tussen spier en pees.

Door nieuwe inzichten in bindweefselarchitechtuur maken we onderscheidt tussen verschillende delen in de spier, namelijk: tendineus, myotendineus, intramusculair en myofasciaal. Deze indeling is niet alleen klinisch relevant, maar wordt ook steeds sterker onderbouwd door nieuwe inzichten in spieranatomie en bindweefselarchitectuur. Veel spierblessures ontstaan op de overgang tussen de spier en de pees, waar de kracht uit de spier wordt doorgegeven aan het peesweefsel.

Tendineus letsel

Dit type betreft schade aan de centrale pees of aponeurose binnen de spier. Peesstructuren zijn slecht doorbloed, bevatten weinig elastine en regenereren trager dan spierweefsel. Blessures op dit niveau genezen doorgaans langzaam, kennen een verhoogde kans op fibrosevorming en hebben een groter risico op recidief. 

Myotendineus letsel

Hierbij raken spiervezels gedeeltelijk los van hun verankering aan de pees of aponeurose. Dit type letsel ontstaat meestal bij explosieve of excentrische belasting, zoals sprinten of abrupt afremmen. De overgang van spier naar pees is ingewikkelder dan we dachten. Er zitten meerdere zones in waar kracht wordt overgedragen Juist die plekken blijken extra kwetsbaar bij plotselinge, grote belasting zoals bij sprinten of afremmen.

Intramusculair letsel

Dit type betreft schade binnen de spierbuik, weg van de peesstructuren. Het herstel verloopt meestal gunstiger vanwege de doorbloeding en het goed herstellende vermogen van spierweefsel. Toch blijkt dat grotere intramusculaire letsels littekenvorming kunnen geven als er onvoldoende opbouw van belasting is. Met name grote, centraal gelegen hematomen kunnen de spierarchitectuur langdurig verstoren.

Myofasciaal letsel

Hierbij is de buitenste laag van de spier aangedaan. Deze letsels komen vaak voor aan de rand van de spier, zijn meestal oppervlakkig en goed zichtbaar in de vorm van blauwverkleuring. Gek genoeg is de prognose vaak gunstiger, mede dankzij het goede herstelvermogen van dit gebied en de lage mechanische belasting. 

Met name de tendineuze en myotendineuze letsels verstoren de kracht geleiding van de spier. Bovendien hebben peesstructuren een minder goed herstelvermogen. Dit maakt deze letsels gevoeliger voor littekenvorming, wat leidt tot verminderd elastisch vermogen en verhoogt de kans op herhaling. Hoe meer deze bindweefselstructuren zijn aangedaan, hoe groter de kans op langdurig functieverlies en vertraagd herstel. De zwelling of verkleuring kan minimaal zijn, terwijl het letsel juist serieuzer is en een grote invloed heeft op de prognose. Juist in dit overgangsgebied treden veel van de meest klinisch relevante spierletsels op. Ze zijn vaak moeilijker te behandelen, hebben een verhoogd risico op littekenvorming en vragen om een zorgvuldige, gefaseerde revalidatie. De focus binnen deze revalidatie ligt op het stimuleren van bindweefselherstel, het voorkomen van overbelasting en het stapsgewijs opbouwen van functionele belastbaarheid – met bijzondere aandacht voor timing, monitoring en controle van de trainingsbelasting.

Spierblessure Tilburg

Van München tot Barcelona, beperkingen van bestaande classificatiesystemen

Traditioneel wordt spierletsel ingedeeld volgens een driestappenmodel: graad I (mild, geen vezelruptuur), graad II (gedeeltelijke scheur) en graad III (volledige ruptuur). Het is voornamelijk gebaseerd op de mate van zichtbare schade, maar houdt weinig rekening met de precieze locatie van het letsel of het type weefsel dat betrokken is zoals hierboven beschreven. Daardoor blijven belangrijke nuances – met name op het overgangsgebied tussen spier en pees – vaak onderbelicht, terwijl juist daar veel klinisch relevante blessures ontstaan.

De afgelopen jaren zijn er dan ook belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling van geavanceerdere classificatiesystemen die meer recht doen aan de functionele en anatomische complexiteit van spierletsels.

Munich Consensus Statement (Müller-Wohlfahrt, 2013)

Deze indeling vormde een belangrijke vooruitgang in het klinisch denken over spierblessures. Voor het eerst werd er onderscheid gemaakt tussen functionele spierletsels (zonder structurele schade) en structurele spierletsels, met verdere onderverdeling in subtypes. Dit bood een bruikbare basis voor het klinisch redeneren, maar miste nog diepgang op anatomisch niveau. Er werd bijvoorbeeld nog geen rekening gehouden met de exacte locatie binnen het spier-peescontinuüm.

British Athletics Classification (Pollock et al., 2014)

De Britse atletiekbond introduceerde een meer anatomisch onderbouwde indeling en benoemde voor het eerst het begrip intratendineuze spierblessures – letsels aan peesstructuren die zich ín het spierweefsel bevinden. Een belangrijk inzicht, want uit anatomisch onderzoek blijkt dat pezen of aponeurosen niet abrupt eindigen waar spierweefsel begint, maar geleidelijk overlopen in het contractiele deel van de spier. Hierdoor ontstaan veel blessures op het snijvlak van spier- en peesweefsel – zogeheten myoconnective blessures. Dit type letsel heeft belangrijke klinische implicaties, omdat het herstel trager verloopt en het risico op herval groter is dan bij puur musculaire schade.

FC Barcelona Classificatie (Valle et al., 2017)

Het systeem van FC Barcelona bouwt voort op eerdere modellen en voegt extra dimensies toe zoals het letselmechanisme (bijvoorbeeld sprintgerelateerd), de anatomische locatie, de ernst (in mate van vezeldisruptie), en het risico op recidief. Sinds 2019 wordt binnen deze classificatie ook het intratendineuze subtype expliciet benoemd. Hoewel deze indeling zeer gedetailleerd is en veel recht doet aan de klinische complexiteit van spierletsels, is ze in de praktijk vaak lastig toepasbaar zonder toegang tot geavanceerde beeldvorming en grondige anatomische kennis.

Deze moderne classificatiesystemen hebben ons begrip van spierblessures aanzienlijk verdiept. Van een eenvoudige schaal op basis van de grootte van het letsel is het geëvolueerd naar anatomisch en biomechanisch onderbouwde modellen die meer recht doen aan de complexiteit van spierletsel. Wel blijft het zoeken naar de balans tussen theoretische volledigheid en praktische toepasbaarheid. De uitdaging ligt in het bewust zijn van deze inzichten zonder het overzicht te verliezen.

Een kijkje in de spier, hoe beeldvorming helpt bij diagnose

In de dagelijkse praktijk is echografie een veelgebruikt hulpmiddel bij de beoordeling van spierblessures. Het is laagdrempelig, snel inzetbaar en bijzonder waardevol om acuut letsel in kaart te brengen. Echografie werkt op basis van grijswaarden en toont met name vocht, oedeem en bloeding – signalen die wijzen op een weefselreactie na schade. Daarmee biedt het een indirect maar klinisch bruikbaar beeld van de situatie. Hoewel we niet exact kunnen zien welke structuren zijn beschadigd, krijgen we wel informatie over de ernst en het verloop van de blessure.

MRI wordt over het algemeen beschouwd als de gouden standaard, vooral in de eerste 72 uur na een spiertrauma. Het biedt nauwkeurige informatie over het type weefsel, de exacte locatie van het letsel en de betrokkenheid van het bindweefselskelet rondom de spiervezels. Maar in de praktijk is het niet realistisch of noodzakelijk om iedere sporter of patiënt direct onder de MRI te leggen. MRI is kostbaar, beperkt beschikbaar en wordt meestal voorbehouden aan topsportomgevingen of complexe gevallen.

Juist daarom is echografie een waardevol én haalbaar alternatief, vooral in eerstelijnssettings. Het stelt therapeuten en artsen in staat om snel en effectief een eerste inschatting te maken en het herstelverloop te monitoren. Toch heeft ook echografie beperkingen: het onderscheid tussen nieuw letsel en recidief is bijvoorbeeld lastig te maken, omdat beide vaak een vergelijkbaar beeld van vocht en zwelling laten zien – met name in het subacute stadium, wanneer de klinische symptomen afnemen maar het weefsel nog onvoldoende belastbaar is.

Het belangrijkste is dat beeldvorming nooit op zichzelf staat, maar altijd onderdeel is van het complete klinische plaatje. Echo of MRI mag dus niet worden gezien als dé diagnose, maar als een hulpmiddel dat samen met het verhaal van de patiënt (anamnese), lichamelijk onderzoek, krachtmetingen en functionele testen helpt om tot een goed onderbouwde conclusie te komen. Vooral echografie is, mits goed gebruikt, een praktisch en betrouwbaar middel om spierblessures te beoordelen en op te volgen – óók buiten de topsport.

Je wint meer met geduld dan met haast

Spierblessures behoren tot de meest voorkomende blessures in de sport. Hoewel het herkennen van zo’n blessure vaak eenvoudig lijkt, schuilt de uitdaging in het juist interpreteren van de aard, locatie en ernst van het letsel en het zorgvuldig plannen van het herstelproces. Nieuwe inzichten in anatomie, weefselherstel en blessureclassificatie maken duidelijk dat spierletsel veel meer is dan alleen de grote van de beschadiging.

Met een goed begrip van de biologische fasen van herstel, een klinisch onderbouwde inschatting van het letseltype, en het doordacht inzetten van beeldvorming en testen, kunnen we de kans op volledig herstel én duurzame sporthervatting aanzienlijk vergroten. En onze boodschap is toch eigenlijk wel: Je wint meer met geduld dan met haast!

Ruben Luijkx
Ruben Luijkx, Master of Science en mede-eigenaar van Fysio Fitaal, is gespecialiseerd in sportgerelateerde klachten, echografisch diagnostiek en manuele therapie. Door te schrijven op fysiofitaal.nl laat hij je kennismaken met de expertise en professionaliteit van Fysio Fitaal in Tilburg.
Inhoudsopgave

Gerelateerde klachten

Achillespees ruptuur

Een volledige scheur van de achillespees ontstaat vaak tijdens explosieve bewegingen waarbij plotseling veel kracht…

Lees meer >

Hamstring klachten bij hardlopers

Hamstringklachten komen regelmatig voor bij hardlopers. Pijn en krachtverlies zijn veel voorkomende symptomen bij hamstringklachten.

Lees meer >

Liespijn

Liespijn kan verschillende oorzaken hebbe

Lees meer >
Filters
Lichaamsdeel
Lichaamsdeel
Pas filters toe