Looppatroon na knie operatie.
Na een knie operatie is de kans groot dat je de eerste paar weken met krukken loopt. Je mag je knie hoogstwaarschijnlijk nog niet of gedeeltelijk belasten en daarom loop je met krukken. Oefentherapie zal vanaf week één al opgestart worden (laagdrempelig) onder begeleiding van de therapeut. Een aantal aandachtspunten staan centraal in de eerste weken knierevalidatie; neuromusculaire controle, het kunnen aanspannen van het bovenbeen en het strek patroon (extensie) van de knie.
Het goed kunnen strekken van de knie (extensiepatroon van de knie) is belangrijk, om het looppatroon in de eerste weken alweer zo snel mogelijk op te kunnen gaan pakken. Het goed kunnen strekken gaat gebonden met het kunnen aanspannen van de bovenbeenspieren (musculus quadriceps femoris, ofwel; de vierkoppige bovenbeenspier). Om de geopereerde knie te kunnen strekken/aanspannen is neuromusculaire controle hiervoor van belang. Dit betekent dat jouw hersenen, een prikkel kunnen doorsturen, waardoor jouw bovenbeen zich zal aanspannen op het moment dat jij dit wil uitvoeren.
Wanneer deze drie aandachtspunten goed gaan, zal de therapeut starten met het opstarten van looptherapie. Een verkeerd aangeleerd looppatroon (bad-habit), zal dus zo snel mogelijk weer worden afgeleerd. Dit kan in het geval van het niet goed strekken van de knie, wanneer er nog teveel buig-stand is, in plaats van een goed strek patroon.
Wetenschappelijke evidentie;
verandering in ‘range of motion’ na reconstructie van de voorste kruisband (ACLR). (Kaur, Ribeiro, Theis, Webster, & Sole, 2016)
Voor een goed looppatroon zijn een aantal basisbewegingen belangrijk; buigen, strekken en de aansluitpas. In een onderzoek bij voorste-kruisband reconstructie patiënten werd er bestudeerd, in welke mate VKB-patiënten na een revalidatietraject nog bewegingsbeperkingen hadden in de ROM. Hier werden enkele beperkingen in beweging gradaties (ROM) gevonden. Zo werden patiënten die wel geopereerd waren (met voorste kruisband letsel) vergeleken met een gezonde populatie (zonder voorste kruisband letsel) na een periode van revalidatie (gezonde toestand). Kijken we naar een goed looppatroon gebonden aan dit onderzoek kwamen er enkele resultaten naar voren.
In het onderzoek werd nadruk gelegd op het looppatroon en traploop patroon. In de eerste weken (vroege fase) 0-12 weken kwam een verminderde score van knie-adductie (aansluitpas). Werd er op de lange termijn gekeken, werden er voor dit onderzoek in totaal 40 studies opgenomen. 27 onderzoeken bewezen sterk tot matig bewijs dat er geen groot verschil was in buig bewegingen tijdens het lopen en traplopen t.o.v. de niet-geopereerde doelgroep. Kijken we naar het buig patroon van de knie bij VKB patiënten na revalidatie, kwam hier een maximaal herstel naar voren. Concluderend benadrukte het onderzoek er duidelijk op dat het blijven oefenen (therapietrouw) belangrijk is voor een blijvend positief effect.
Looppatroon ontwikkelen middels oefentherapie, de basis.
Oefentherapie speelt een belangrijke rol voor het ontwikkelen van een goed looppatroon. In de eerste weken zullen een aantal basisoefeningen centraal staan welke direct van invloed zijn op het looppatroon. Een van deze vaardigheden, is het kunnen trekken van de tenen naar jezelf toe (dorsaalflexie patroon enkel), terwijl de knie gestrekt is. Dit is in een later stadia van het lopen/gaan belangrijk voor de heel-strike fase, waarin de tenen omhoog dienen worden gebracht en de knie gestrekt zal worden.
Als tweede zal het aanspannen van de bovenbeenspieren centraal staan, waarbij de oefentherapeut zal vragen of je de knie in de grond kan duwen (extensiepatroon) en ontspannen (relaxatiefase). Op deze manier train je het aanspannen/ontspannen van de bovenbeen musculatuur, gekoppeld aan het strekpatroon van de knie. Deze vaardigheid zal continue terugkomen in het looppatroon, afhankelijk van de gevraagde activiteitenfase.
Een andere vaardigheid die indirect impact heeft op jouw loopvaardigheid is het kunnen aanspannen van de bilmusculatuur. Een oefening hiervoor, is het in zij lig heffen van het bovenbeen en terug aan sluiten (abductie/adductie patroon heup). Op deze manier wordt de bilmusculatuur getraind.
Bovenstaande oefeningen zijn basis oefeningen die in de eerste weken zullen worden getraind. deze oefeningen vormen de basis, om weer spierkracht/mobiliteit op te kunnen bouwen. Wat vervolgt zal worden door krachttraining met lichaamsgewicht tot krachttraining gebonden met apparaten of kilo schijven.
Uit welke fases bestaat het looppatroon (diagnostisch)?
De loopcyclus (ganganalyse) bestaat uit een zevental fases. Grof gezegd kunnen we dit in twee fases verdelen; de contactfase en de zwaaifase.
De contactfase (ofwel; steunfase)
Is de fase waarin het volledige lichaamsgewicht op één voet terecht komt. De contactfase bestaat totaal voor 60% uit de loopcyclus en start bij het plaatsen van de hiel op de grond (heel-strike). De contactfase eindigt bij het moment, dat de tenen van dezelfde voet van de grond komen (toe-off). De buitenzijde van de voet zal tijdens deze fase afwikkelen, dit gebeurt in de tussenfase (midstance-fase).
Landing De landingsfase (shock absorption fase) begint op het moment, wanneer de voet als eerste contact maakt met de grond. Dit wordt ook wel schokabsorptie genoemd, wanneer het lichaam druk uitoefent op de voorzijde van het been wordt het lichaamszwaartepunt juist afgeremd. Tijdens deze fase buigt de knie (flexiepatroon) en draait de voet naar binnen (proneren). De totale landingsfase duurt van de heel-strike tot floot-flat.
De stand fase (mid-stance fase) duurt tot het moment dat de voet de grond verlaat (heel-off). De volgorde luidt als volgt; (HS= heel strike, FF= foot flat, MS= mid stance, HO= heel-off en TO= toe-off).
Gedurende de stand fase heeft de voet als functie om een steunvlak te vormen, op deze manier zorgt de voet ervoor dat het volledige lichaamsgewicht over de voet verplaatst kan worden (een soort brug idee dus). tijdens deze fase kan de voet niet draaien (proneren), mocht dit wel gebeuren kan dit duiden op instabiliteit en kan er sprake zijn van over beweeglijkheid in de enkelregio.
De afzetfase (push-off fase) duurt vanaf de heel-off (moment dat de hiel de grond verlaat) tot aan de toe-off wat ook direct de laatste fase is van de contactfase. Gedurende deze fase, heeft de voet een hefboomeffect, waarmee de voet naar boven wordt gebracht (dorsaalflexie). Mocht je geen hefboomeffect hebben kan dit mogelijk duiden op een neurologisch symptoom (klapvoet) of verminderde functie van de voorste spieren van de voetheffers.
De zwaaifase
Na de contactfase volgt de zwaaifase dit vormt 40% van de loopcyclus en is dus korter dan de contactfase. De zwaaifase, start op het moment dat de teen van de grond afkomt, als de steunfase eindigt en is de periode tussen de toe-off en de heel strike van dezelfde voet. De zwaaifase, eindigt op het moment dat de voet weer contact maakt met de grond, waar weer een nieuwe loopcyclus start.
Team Fysio Fitaal focust zich veel op knie trajecten zowel pre als postoperatief. Mocht je benieuwd zijn hoe knie trajecten te werk gaan bij Team Fitaal, neem dan contact op info@fysiofitaal.nl.
Afspraak maken
"*" geeft vereiste velden aan