Fysiotherapeutisch onderzoek bij een cervicale radiculopathie .
De bouw van de cervicale wervelkolom is wat anders dan die van andere gebieden in de wervelkolom. Zo hebben cervicale wervels een extra opening waar de bloedvoorziening voor de hersenen loopt en hebben wervels C1 en C2 (beter bekend als atlas en axis) een andere bouw omdat zij een andere functie hebben dan de rest. Zij zijn namelijk grotendeels verantwoordelijk voor het dragen van het hoofd. Ook hebben deze wervels ten opzichte van elkaar de grootste mogelijkheid tot draaien(omkijken) vergeleken met de rest van de nekwervels.
Vanuit alle niveaus van de cervicale wervelkolom treden zenuwen uit. Ieder van deze niveaus heeft een eigen verzorgingsgebied waar specifieke gebieden van de huid en spieren aan gekoppeld zijn. Soms komt het voor dat op een van deze uittredende zenuwen (op de zenuwwortel) druk komt te staan en dat hierbij klachten ontstaan.
Oorzaken hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn een hernia, stenose, veroudering van structuren. Bij jongeren die uitstralende pijn ervaren vanuit de nek is het waarschijnlijker dat het hier om een hernia gaat. Meestal ter hoogte van niveau C6 en C7. Bij mensen die al wat ouder zijn is het waarschijnlijker dat de uitstralende pijn veroorzaakt wordt door vaak een natuurlijk proces van veroudering. De ruimte waar de zenuw uittreedt wordt kleiner en kan beknellen. Een heel klein gedeelte van deze klachten kan worden veroorzaakt door andere structuren zoals een breuk of ernstige ziektebeelden. Maar dit komt bijna nooit voor. Uitstralende pijn vanuit de nek noemen we in de medische wereld een radiculair syndroom. Dit betekent dat de radix(zenuwwortel) betrokken is bij de klachten.
Klachten bij een radiculaire klachten kunnen bijvoorbeeld zijn;
- scherpe/schietende pijn door de arm
- tintelingen en/of een doof of dof gevoel
- verminderde kracht in bepaalde spieren
- vermindering of juist toename van pijn bij bepaalde houdingen/bewegingen
- Verminderde reflexen in de triceps of biceps
Het fysiotherapeutisch onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Verschillen in stand/hoogte van verschillende lichaamsdelen zijn normaal en niet fout of afwijkend. Wel kan het zo zijn dat een afwijkende stand samenhangt met pijnontwijkend gedrag. Vaak zien we dat mensen de hals/het hoofd in een bepaalde stand houden die meer ruimte maakt voor de betreffende zenuw.
Tijdens het functieonderzoek wordt bekeken hoe het actief en passief beweegpatroon eruit ziet. Het is vrij gewoonlijk dat bij nekklachten ook de schoudergordel meegenomen wordt in dit onderzoek (andersom ook). Het doel van dit onderzoek is te bepalen in hoeverre het mogelijk is te bewegen en hoe vloeiend dit wordt gedaan. Daarnaast kan de aan- of afwezigheid van pijn bij sommige (delen) van bewegingen ook relevante informatie geven.

Bij verdenking van een cervicale radiculopathie kunnen we gebruik maken van verschillende testen die ertoe leiden dat de kans toe- of afneemt dat er sprake is van een radiculair syndroom.
- De upper limb tension test A wordt gebruikt om de zenuwen uit de plexus brachialis op spanning te brengen. Normaal gesproken geeft dit geen problemen, hooguit een beetje een vreemd ‘trekkend’ gevoel in de arm. Als er sprake is van zenuw provocatie kan het zo zijn dat dit herkenbare klachten geeft. Deze test is voornamelijk bedoeld om uit te sluiten. Dat wil zeggen dat op het moment dat er geen bijzonderheden optreden bij deze test, de kans op een radiculair syndroom niet groot is.
- De spurling test wordt gebruikt om de ruimte tussen de wervels (foramen intervertebrale) te verkleinen door druk te geven op het hoofd in een specifieke houding. Deze test is bedoeld om een radiculair syndroom juist in te sluiten en dus waarschijnlijker te maken.
- De cervicale distractietest wordt gebruikt om, in tegenstelling tot de spurling test, juist meer ruimte te maken in het foramen intervertebrale. Het is een test die gebruikt kan worden om de aanwezigheid van een radiculair syndroom te bevestigen. Deze test alleen goed inzetbaar als op het moment van uitvoeren ook de zenuw gerelateerde klachten aanwezig zijn.
- Bij de cervicale rotatie test wordt aan de patiënt gevraagd het hoofd te draaien naar de kant waar de klachten zitten. De test is positief bij een rotatie van het hoofd van minder dan 60 graden. *de bewegelijkheid van de nek neemt af met de leeftijd. Deze test zegt dus meer iets bij relatief jongere mensen die van nature nog goed kunnen omkijken met het hoofd.
Naast het uitvoeren van deze aan een cervicaal radiculair syndroom gebonden onderzoeken hebben we nog andere tools die ons een beeld geven van de zenuwfunctie. Zo kunnen we de kracht links en rechts vergelijken tussen verschillende spieren. Hiervoor gebruiken we zogenaamde KENN-musculatuur (ook wel KEY-muscles). Dit zijn specifieke spieren die aangestuurd worden door een specifiek segment. Aangezien het voor kan komen dat bij een radiculair beeld sprake is van krachtsverlies, kan het uitvoeren van deze tests bijdragen in het in kaart brengen van de locatie van het probleem.
Ook geven reflexen een beeld van de functie van de zenuw. De meest relevante hiervoor zijn de bicepspeesreflex (C5-C6) of tricepspeesreflex (C7-C8). Door deze reflexen te testen met een reflexhamer wordt een beeld gevormd over de functie van de zenuwen die bij het segment horen.
Eventueel kan de fysiotherapeut contact opnemen met de huisarts om een MRI onderzoek of CT scan aan te vragen. Echter is dit niet altijd nodig. We weten dat het beloop gunstig is van een radiculair beeld. Hiermee bedoelen we dat klachten binnen een bepaalde periode altijd herstellen met de hulp van van adequate fysiotherapie, bestaande uit oefeningen, advies en inzicht in het klachtenbeeld wordt je zo goed mogelijk op weg geholpen!
Afspraak maken
"*" geeft vereiste velden aan